Het is een mythe dat aandelen van kleine beursbedrijven beter renderen dat die van grote bedrijven. Maar dat is geen reden om kleine aandelen helemaal links te laten liggen, stelt Hendrik Oude Nijhuis.

Aandelen die hoog geprijsd zijn in verhouding tot de winstgevendheid renderen vaak minder goed dan ‘goedkopere’ aandelen, ofwel value-fondsen. Daarover zijn de meeste beleggers het eens.

Menig belegger echter veronderstelt eveneens dat kleine aandelen – aandelen van bedrijven met een lage beurswaarde – gemiddeld beter renderen dan de beurs in totaliteit.

Anders dan voor value-aandelen blijkt het bewijs voor een ‘grootte’-effect echter flinterdun. Uit recent onderzoek van econoom Vitali Kalesnik en natuurkundige Noah Beck blijkt dat pure selectie van aandelen op grootte, weinig tot geen toegevoegde waarde heeft. Zie hier voor het artikel ‘Busting the Myth About Size’. 

Kleine beursfondsen

Tussen 1926 en 2014 blijken kleine aandelen gemiddeld 3,4 procent rendement per jaar extra te hebben opgeleverd, zo stelden de onderzoekers vast. Maar dit extra rendement komt wel voor een heel substantieel deel op het conto van een klein aantal (4) zeer uitzonderlijke beursmaanden in de jaren 1930.

Voor twee van deze maanden geldt dat ze extreem zeldzaam waren, als je kijkt naar andere beursjaren. De onderzoekers berekenden namelijk dat de kans kleiner is dan 1 procent dat zich de komende 13,8 miljard jaar soortgelijke (of betere) maanden zullen voordoen.

Kijken we naar de aandelenmarkten van 18 verschillende landen in een recentere periode tussen 1982 en 2014, dan blijkt dat kleine aandelen nog altijd iets beter (ongeveer 1 procent extra) renderen dan de markt in totaliteit. Maar zo'n verschil is statistisch gezien niet significant.

Let op transactiekosten

Bovendien valt ook aan dit extra rendement wat af te dingen. In veel studies waarbij gekeken wordt naar het grootte-effect is namelijk geen rekening gehouden met zogeheten 'delisted stocks' en transactiekosten.

Bij 'delisted stocks' gaat het om aandelen die niet langer beursgenoteerd zijn (bijvoorbeeld omdat bedrijven soms failliet gaan). En wat de genoemde transactiekosten betreft geldt dat het bij kleine aandelen vaak moeilijker en duurder is om een positie op te bouwen, ook omdat er in de allerkleinste bedrijven vaak maar weinig handel plaatsvindt.

Wordt met bovengenoemde metingsproblemen - waarvan vooral bij kleine aandelen sprake is - wel rekening gehouden dan blijkt dat deze categorie amper nog bovengemiddeld rendeert. En over de extra bewegelijkheid bij kleine aandelen - en eventueel extra rendement dat daarvoor zou moeten compenseren - hebben we het dan nog niet eens gehad.

Niet mijden, maar ook niet blindelings kopen

De veronderstelling dat kleine aandelen bovengemiddeld renderen blijkt een illusie. Een illusie gestoeld op enkele uitzonderlijke uitschieters in de jaren 1930 en metingsproblemen, waardoor het veronderstelde rendement bij met name kleine aandelen te positief is ingeschat.

Dat kleine aandelen niet bovengemiddeld blijken te renderen is overigens geen reden om ze dan maar helemaal te mijden.

Bedrijven met lage beurswaardes worden door minder analisten gevolgd en het sterker fluctueren van beurskoersen van kleinere bedrijven maakt dat, juist bij deze groep, de kans op over- of onderwaarderingen extra groot is.

Voor value-beleggers maakt die hogere kans op over- of onderwaarderingen kleine aandelen tot een interessante categorie om naar koopjes op zoek te gaan. Dat kleine aandelen als groep geen extra rendement opleveren, doet daar eigenlijk helemaal niets aan af.

Hendrik Oude Nijhuis heeft zich jarenlang verdiept in de strategieën van ‘s werelds beste beleggers en is tevens oprichter van Beterinbeleggen.nl over de beleggingsstrategie van Warren Buffett. Deze column is niet bedoeld als individueel advies tot het doen van beleggingen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl